10 dingen die je NOOIT tegen je kind moet zeggen
Eerder schreef ik een blog met 25 positieve dingen die iedere ouder tegen zijn of haar kind zou moeten zeggen. Natuurlijk niet allemaal tegelijk op één dag maar het ging mij erom dat je je er bewust van bent dat wanneer je je kind positief benaderd dat veel meer invloed heeft dan wanneer je het negatieve benadrukt. Mijn ervaring is dat het negatief benaderen van een kind averechts werkt. Dit heb ik ondervonden toen ik nog voor de klas stond en nu bij het opvoeden van mijn eigen kinderen.
Lees ook: 25 positieve dingen die je tegen je kind zou moeten zeggen.
In deze blog heb ik 10 uitspraken verzameld waarvan ik vind dat je dit nooit tegen je kind zou moeten zeggen. Ik zou zeggen: doe er je voordeel mee! Ik betrap mij er zelf ook nog regelmatig op. Deze blog is voor mij ook weer een opfrissing want deze dingen wil ik gewoon niet tegen mijn kinderen zeggen.
1. “Wacht maar tot je vader (of moeder) thuiskomt…”
Dit is onnodig dreigen. En wil je dat je kind er tegenop gaat zien dat zijn of haar vader thuiskomt? Dat zou juist leuk moeten zijn, niet vervelend. Met deze uitspraak kunnen ze ook ‘bang’ worden voor de thuiskomt van vader. Want wat gaat er gebeuren als papa thuis komt? Krijgen ze dan straf? Een pak slaag? Beter is het om het ‘probleem’ meteen op te lossen. En niet perse alleen wanneer papa er is.
2. “Ik zou willen dat je meer zoals je broer/zus was…”
Euh, ieder kind is uniek toch? Je wil toch geen kopietjes creëren? Ieder kind heeft zijn of haar goede en minder goede eigenschappen. De kunst is om de goede eigenschappen te benadrukken. En ieder kind mag zichzelf zijn. Hoe erg is het om je te moeten meten aan een broer of zus? Wat leg je als ouder dan de lat hoog!
3. “Schiet nou eens op!”
Geduld hebben, als je kinderen hebt, is een schone zaak. Mijn geduld is ook wel eens op… Maar mijn ervaring is wel hoe meer druk je erachter zet, hoe meer ze op moeten schieten, hoe langzamer het gaat en hoe meer irritaties er ontstaan. Kinderen worden er gestresst van en in het ergste geval heb je al ruzie met ze gehad voordat ze op school arriveren. Geen leuk begin van de dag.
4. “Mama is op dieet…”
Fout, fout, fout. Kinderen krijgen daar een ontzettende tik van mee en in het ergste geval houden ze er een eetstoornis aan over. Je geeft ze niet het goede voorbeeld. Ook al ben je op dieet en je hebt je kinderen niet ingelicht, ze zullen merken dat je anders eet dan normaal. Ga ook niet op de weegschaal staan in het bijzijn van je kinderen. Ben je wel op dieet dan kun je beter zeggen: “Mama is gezond(er) gaan eten en daardoor voel ik mij beter.”
5. “Wees voorzichtig.”
Wanneer ze in jouw ogen gevaarlijk bezig zijn (hangen in het klimrek, in de boom klimmen of op een te hoge glijbaan klimmen) zeg dan maar niks… Wanneer je zal zeggen ‘pas op, kijk uit, niet doen’ zal ze dat afleiden van wat ze aan het doen zijn. Hierdoor verliezen ze hun focus. Ze leren er juist door en mama leert er door ‘loslaten’.
Lees ook: De Helikoptermoeders.
6. “Doe je best!”
Door dit te zeggen geef je eigenlijk aan dat ze het in jouw ogen niet goed doen. Je kan beter zeggen: “Veel plezier!” want ze doen echt wel hun best…
7. “Je krijgt geen toetje als je je eten niet op hebt gegeten.”
Uit onderzoek is gebleken dat kinderen prima zelf aan kunnen geven wanneer ze genoeg hebben. Als ouders schep je hun bord vaak te vol. Door ze te zeggen dat ze hun bord leeg moeten eten hebben ze op latere leeftijd meer kans op overgewicht omdat ze zelf hun grenzen niet meer aan kunnen geven. Bij ons thuis krijgen ze altijd een toetje, ook al hebben ze hun bord niet leeggegeten. Eten moet geen straf worden.
8. “Ik zal je helpen!”
Help ze alleen als ze dit aangeven. Je peuter wil zijn jas zelf aantrekken? Laat hem! Als je zegt dat het niet mag en meteen te hulp schiet krijg je strijd. Na vijf minuten zal je peuter vanzelf aangeven dat je moet helpen. En dan is het voor hem prima. Laat je kinderen het zelf proberen. Daar krijgen ze zelfvertrouwen van. Ze worden er juist onzeker van als jij ze steeds afkapt door je hulp aan te bieden.
9. “Oefening baart kunst.”
We weten allemaal dat als je iets vaker doet, en door te oefenen, je er beter in wordt. In de meeste gevallen dan. Tenzij je er geen gevoel voor hebt of het gewoon niet lukt. Door dit te benadrukken dat je kind moet oefenen zal je kind de druk voelen om te presteren. Beter is om dit ongemerkt te stimuleren, te sturen of spelenderwijs iets te oefenen. Moedig je kind aan om hard te werken want dan zal er vooruitgang zijn. Ze hoeven niet te presteren. Als ze alles uit zichzelf halen en ze blijven ‘steken’ op een punt dan is dat prima. Ze zijn goed genoeg zoals ze zijn.
10. “Praat niet met vreemden.”
Oei, dit is een lastige. Natuurlijk willen we niet dat onze kinderen met Jan en Alleman praten maar ‘praat niet met vreemden ‘s een lastig concept voor ze. Want wie zijn dan vreemden? De nieuwe juf? Het nieuwe buurjongetje? De aardige buurman die oprecht een aardig praatje probeert te maken? Een vreemdeling kan aardig zijn zonder bijbedoelingen. In plaats van te benadrukken dat ze niet met vreemden mogen praten kun je beter situaties bespreken waarin ze op hun hoede moeten zijn.
“Wat doe je als een meneer, die je niet kent, je een snoepje geeft en vraagt met hem mee te gaan?”
“Wat doe je als iemand tegen je zegt dat je in de auto moet stappen en je een lift naar huis krijgt?”
Maak deze situaties bespreekbaar en begeleid ze met een juiste ‘werkwijze’.
Ik ben benieuwd of jullie hierop aanvullingen hebben. Ik hoor ze graag!