Kut met peren
Kinderen die schelden. Het heeft iets schattigs, maar passeert al snel de grens van ‘leuk’, naar asociaal.
Tenslotte is vloeken over het algemeen niet echt sociaal aanvaard, maar desondanks zijn er weinig mensen die nog nooit een scheldwoord in hun mond hebben genomen. Hoe onschuldig deze ook mocht zijn.
Makkelijker dan aap-noot-mies
In de privacy van je eigen huis, wanneer je iets laat vallen bijvoorbeeld, of wanneer iets even niet zo lekker loopt als je graag had gezien en wat dacht je van tijdens het autorijden? Meestal floepen wij als volwassenen er makkelijk iets uit, zonder dat we er bij nadenken. En eerlijk is eerlijk; over het algemeen komen we hier best goed mee weg. TOT we te maken krijgen met de taalontwikkeling van onze kinderen. Scheldwoorden absorberen ze op een één of andere manier duizend maal beter dan de Aap-Noot-Mies riedeltjes van de basisschool. Zelfs wanneer je als ouder zijnde, je vocabulaire keurig aanpast: dikke kans dat er bij er ook bij jouw kind wel eens een scheldwoord in zal sluipen. Tenslotte leren onze spruiten altijd, elke dag en van iedereen die ze tegenkomen.
Fijn, toch? Nou heh! Lees maar eens verder…
De toon maakt de muziek, toch?
‘Hoooowww… KUT!’ Hoor ik terwijl ik druk bezig ben met het in elkaar zetten van ons avondeten.
Van schrik laat ik alles wat ik in mijn handen heb abrupt vallen. Hoorde ik dat nou goed?
‘Wat zeg je nou?’ roep ik, terwijl ik richting de tafel loop waar mijn zoon druk bezig is met zijn Bumba-puzzel. ‘Kut!’ herhaald hij op dezelfde geagiteerde toon, maar met een glunderende blik in zijn ogen. Blijkbaar in de veronderstelling dat ik apetrots ben op het feit dat hij een nieuw woordje heeft geleerd.
Ik word echter overspoeld door gemengde gevoelens. Zo heb ik moeite om mijn lachen te onderdrukken, omdat kleine kinderen en (onschuldige) scheldwoorden ergens best wel grappig zijn.
Mijn inwendige uber-moeder is woedend en daar bovenop word ik overspoeld door paniek. Wat als hij dit zegt op de peuterspeelzaal? Wat als hij dit al gedaan heeft? En hoe voorkom ik dat hij dit ooit nog eens gaat zeggen?
Negatieve aandacht is ook aandacht, besluit ik, dus ik temper uber-moeder in haar woede en oké… Het is misschien nu best een beetje grappig maar ik betwijfel of ik moeite heb om mijn grinniken te onderdrukken wanneer hij de juffrouw uitmaakt voor ‘k*t’ als het hem even tegenzit, dus er om lachen en het erbij te laten zitten lijkt me ook geen al te best plan.
In plaats daarvan neem ik plaats op de salontafel waar op hij bezig is en knoop ‘het gesprek’ met hem aan. ‘Kut is een vies woord,’ besluit ik te zeggen. Hoewel ik weet dat zijn vader daar waarschijnlijk het zijne over zal denken, maar goed…
‘Kut?’ probeert hij nog een keer, ditmaal op een enthousiaste manier. Alsof hij weet dat het de toon is die de muziek maakt.
Missie geslaagd!
Ik schud mijn hoofd, terwijl ik twijfel of dit de manier is om dit pedagogisch verantwoord aan te pakken. ‘Tuk…’ verzin ik ter plekke. ‘Dan zeg je tuk.’
Hij knikt en pakt zijn werk stilzwijgend op. Als ik hem pakweg vijf minuten later ‘Hoooow… TUK!’ hoor zeggen denk ik; missie geslaagd. Over het ‘woordje’ tuk zal niemand kunnen vallen.
Priemende bejaarden-oogjes
We zijn een paar dagen verder als we samen door de supermarkt lopen. Zoals gebruikelijk valt zoon bij het snoepschap plotseling stil en trekt het eerste de beste lekkernij van de planken om te kijken of hij het mee naar huis kan krijgen.
‘Leg maar even terug,’ spreek ik hem toe, terwijl ik de peren in mijn hand zorgvuldig inspecteer alvorens ik deze in mijn winkelwagentje zal smijten. Ik hoor hem verontwaardigd zuchten, gevolgd door het geritsel van een zakje wat –waarschijnlijk niet al te netjes- terug in het schap wordt gelegd en een welgemeende ‘Verdomme!!’ om woord bij daad te voegen.
Direct is mijn inwendige übermoeder zich bewust van priemende bejaardenoogjes gericht op dat kleine hondsbrutale aapje wat graag een snoepje had gekregen.
‘Pardon!?’ zeg ik dan ook verontwaardigd en neem mijn kind apart.
‘Dat soort taal gebruiken we niet!’
Hij kijkt me aan alsof hij absoluut niet begrijpt wat ik bedoel, iets wat ik hem niet kwalijk kan nemen.
Tenslotte had ik niet zo fel gereageerd toen hij eerder die week het woordje kut gebruikte. Maar goed; toen was ik toch echt in de veronderstelling dat dit een eenmalig ‘dingetje’ was.
Onderweg naar huis baal ik.
Ik vraag mij af hoe hij bij dit soort woorden komt?! Het zal vast wel dat ene drukke knulletje van de opvang zijn die dit soort dingen zegt. Dat kan niet anders. Ik wist dat dat knulletje ongein betekende!
Dat rotjong met zijn vuile taal!
Later op de avond, wanneer ik het vooral vertel aan mijn man. Begint hij te lachen.
‘Dit is niet grappig!’ reageer ik verontwaardigd. ‘Wat als hij dit nu tegen andere kinderen zegt? Dan is ons kind plotseling dat rotjong wat vuile taal gebruikt. Dat wil ik niet hebben hoor, echt niet!’
‘Sorry,’ zegt hij terwijl hij zich bijna verslikt in een handje borrelnootjes en een ernstige blik op zijn gezicht probeert te toveren.
‘En het ergste is,’ ga ik verder. ‘Ik heb geen idee hoe hij aan deze woorden komt. Hij heeft dit nog nooit gezegd en hij zit pakweg een jaar op de peuterspeelzaal en hij komt met dit soort taal thuis.’
Mijn man bijt op zijn onderlip, maar zegt verder niets.
‘Aan jou heb ik ook niks!’ Verontwaardigd pak ik mijn lege koffiekopje om deze in de keuken te zetten en op dat moment schuift mijn man de salontafel iets naar voren, zodat mijn kleine teen net, maar toch zeer pijnlijk schamp aan de punt van de poot.
‘Wel %$3@#%$(*)*#! Ben je nou helemaal besodemieterd?!!’ flap ik er uit zonder na te denken, hoewel ik me daarna direct en met het schaamrood op de kaken realiseer dat zowel ‘k*t’, als ‘verdomme’ onderdeel bleken te zijn van mijn eigen woordenboek en niet van een ander.
Klote!