Doe mij maar de stad!
Ik ben een stadsmens. Het is een feit, onomkeerbaar, niet onderhandelbaar. Als ik ooit toch naar een dorp of lieflijk slaapstadje moet verhuizen, ga ik uit protest aan de Sherry, driemaal daags twee glazen. Minstens! Voor mij is het duidelijk en mijn kinderen moeten er maar mee leren leven. Begrijp me niet verkeerd, ik ben dol op pittoresk en rust, heel erg zelfs. Ik noem dat ook weleens ‘vakantie’.
Zielig (?)
Ik weet dat sommige mensen denken “Ach wat zielig voor die kindjes”. Helemaal wanneer ze zouden zien hoe ik mij, aan elke hand een kind, zigzaggend door de drukke ochtendspits een weg probeer te banen naar de metro-ingang. Maar dan zie ik hoe mijn kleintjes dapper doorstappen en zich, zoals het een volleerde bewoner van Manhattan, ergeren aan langzame mensen (lees: toeristen) die het Manhattan tempo verstoren. Je ziet weleens hoe een kleuter hier al een taxi weet aan te houden, dat deed die van ons ook toen ze 2 was. Ik schiet dan in de lach. Wat nou zielig?
“Hallo, mogen we even uw huis lenen?”
Als we een beroemdheid tegenkomen, dan blijven we allemaal rustig. Stadskinderen snappen denk ik net iets beter dat die mensen ook verder willen met hun leven en echt geen behoefte hebben aan een selfie met hijgerige fans bij de zuivelafdeling van de supermarkt. Regelmatig lopen we langs een filmset. Soms nemen we een kijkje. Op gepaste afstand, we gaan niet hinderlijk rondhangen bij de trailers in de hoop dat er iets bekends naar buiten stapt. Bij een vriendje kwam de Locatie Scout zelfs een keer langs om te vragen of de familie hun huis een paar dagen wilde afstaan voor de opnames van Law & Order. Tja, wat doe je dan als je in ruil daarvoor een paar dagen in een 4-sterren hotel mag logeren? Het maakt leven in de grote stad alleen maar nog leuker!
Roze tijgerprint legging
Soms beent er een travestiet van bijna 2 meter, mede dankzij de torenhoge plateaus aan zijn voeten, boven de menigte uit. Of dan loop je tegen de excentrieke ‘dog walker’ (man) met knalroze beenwarmers en roze tijgerprint legging aan. Op dat moment weten mijn kinderen dat je niet mag staren of lachen. Al van jongs af aan hebben we ze geleerd dat deze stad zo leuk is, omdat iedereen anders is en iedereen zichzelf mag zijn, ook wij. Ik vind dat rijkdom. Dat leerde ik, opgroeiend in Gouda echt niet. Hoe bevrijdend was het dan ook toen ik in Den Haag naar school mocht. En mijn eerste week college in Amsterdam voelde letterlijk als thuiskomen.
Een kijkje uit onze ramen
Als ik uit mijn ramen kijk, is er op straat altijd iets ‘aan de hand’. Elke avond loopt er een man met een bijbel rond die “Hallelujah” roept. De kinderen weten precies wie dat is en noemen hem mamma’s vriend. Ook die meneer met die indrukwekkende schoenencollectie ‘kennen’ we inmiddels. Hij is altijd op straat en bedelt erop los. Geen idee waarom hij wel schoenen, maar geen eten heeft. Of die auto met keiharde Merengue die regelmatig voor het stoplicht onder ons raam stilstaat. Soms danst mamma dan vrolijk mee, totdat het licht weer op groen gaat.
Een rat tussen de stinkende vuilniszakken
Natuurlijk ben ik me ervan bewust dat de stad absoluut zijn nadelen heeft. Voorlopig kunnen de kids hier niet alleen naar buiten. Vandaar dat ik vele uren in weer en wind in de speeltuin doorbreng. De lucht die je inademt is, dankzij al die auto’s niet bepaald CO2 vrij en af en toe zie je in de zomer een rat tussen de stinkende vuilniszakken vandaan schieten. En dan al die daklozen. Triest. Aan de andere kant zien onze kinderen dat het leven niet altijd perfect georganiseerd en zeker niet zonder diepe dalen is. Af en toe kopen we wat te eten of drinken voor een dakloze, of we geven wat geld. “Als je de kans hebt iemands leven voor 10 minuten wat aangenamer te maken, doe het dan,” leer ik de kinderen dan. Je zult er geen maaltijd minder door eten en je zult er geen seconde slechter door slapen. Geven is net zo belangrijk als krijgen.
Een ‘levendige buurt’
Soms denk ik “Die arme kinderen zijn eigenlijk de dupe van jullie onvermogen om volwassen te worden”. En dan denk ik aan een huis in dat pittoreske plaatsje op 20 minuten rij-afstand van Amsterdam. Dat enorme huis met dito tuin, omringd door groen en autoluwe zones. Vervolgens zie ik mezelf dan op zaterdagmiddag om 16.58 voor de gesloten deur van de Spar staan (melk vergeten). Een medewerkster die, zogenaamd begripvol, haar hoofd schud en “Maandag zijn we om half 12 weer open,” roept, terwijl de rolluiken naar beneden zakken. Of dat we geen zin hebben in koken en dat we dan kunnen kiezen tussen De Gouden Lotus of Pizza Mamma Mia qua internationale keuken. Of dat je naar de opera wil en daarna nog een drankje wil doen en dat je dan anderhalf uur met OV onderweg bent naar de Stopera. En dan mag je het niet te gezellig maken na de voorstelling, anders mis je de laatste streekbus. Ik word daar zo intens verdrietig van, dat ik ons kleine appartement wil omarmen.
Kijk, voor sommige mensen betekent de Funda-omschrijving ‘een levendige buurt’ dat iedereen elkaar kent en dat de buren met een welkomstmand voor de deur staan wanneer jij jouw intrede doet. Voor de ander betekent het dat die buurvrouw linksonder een beetje, uhm, apart is en dat die buurman aan de overkant regelmatig luide seks heeft. Ik kies voor het laatste.
Ja, doe mij maar de stad!