7x waarom ik gillend gek werd van de grote stad met een baby
Mijn collega-blogger Carol Rock schreef pas over haar bruisende moederleven in New York. Tot voor kort woonden wij in het iets-minder-hippe-maar-voor-Nederlandse-begrippen-heel-stoere hart van Rotterdam. En màn, wat ben ik blij dat we daar weg zijn!
Ik herkende veel wat Carol schreef. “Dat de stad zo leuk is, omdat iedereen anders is en iedereen zichzelf mag zijn”, bijvoorbeeld. Ook ik ben dol op de vrijheid van een grote stad. Op de ruimdenkende mensen, de ambitieuze mentaliteit en de oneindige keuzemogelijkheden. Maar echt, ik kon niet wàchten om te verhuizen! Zeven redenen waarom ik het een hel vond om met een baby in de grote stad te wonen:
1. Parkeren is een crime.
Parkeren betekende een kwartier rondjes rijden op zoek naar een parkeerplaats. En daarna een kwartier naar huis lopen, want je vond nooit een plek in de buurt. Daarom hadden wij een abonnement op een parkeergarage dichtbij huis. Jammer genoeg had die garage vaak kuren. En kuren = geen auto. Ook toen we ons pasgeboren ventje na een moeilijke eerste week uit het ziekenhuis mochten halen. En dus moesten we hem met een taxi ophalen. Maxicosi en warme kleertjes leenden we van het ziekenhuis want die hadden we in onze auto gelaten; dat leek ons handig.
2. Naar buiten gaan met je baby is een triatlon.
Wie in hartje Rotterdam woont, woont meestal in een appartement driehoog, zonder lift. Zo ook wij. Onderaan de trap was geen plek voor een kinderwagen. Naar buiten gaan was daarom een drie-stappenplan.
Stap 1: onderstel van de wagen naar beneden sjouwen.
Stap 2: reiswieg naar beneden sjouwen.
Stap 3: baby naar beneden sjouwen en hopen dat de wagen ondertussen niet gejat werd.
Ik vond het zo’n gedoe dat ik de eerste drie maanden nauwelijks buiten kwam.
3. Dat getoeter en die vieze lucht!
Ok, ik moet toegeven dat wij zelfs voor Rotterdamse begrippen in een erg kind-onvriendelijke straat woonden. Maar echt: ons kind wist niet wat hem overkwam als hij buiten was! Die herrie: je kon niet eens een telefoongesprek voeren als je in onze straat buiten liep! En die vieze lucht: altijd een dikke laag zwarte aanslag op het balkon. Lekker gezond voor die mooie roze baby-longetjes:(
4. Die grote bekken.
Op een dag liep ik met mijn moeder buiten en ze stak – een beetje onoplettend- de straat over. “Uitkijken, stomme kut!” schreeuwde een voorbij flitsende fietser. Ze keek inderdaad niet goed uit, maar kom op zeg: kan het ietsje minder? Grote bekken heb je natuurlijk buiten de grote stad ook, maar de meeste dorpsbewoners zijn wat gevoeliger voor de mening van een ander. En dat is soms best positief.
5. Iedereen heeft altijd haast.
Enerzijds houd ik enorm van het tempo van de stad. Van die actieve, bruisende vibe. Maar je kunt ook overdrijven! Als ik in de supermarkt voor een schap iets stond te zoeken, grepen er van beide kanten haastige handen voor me langs die ècht niet konden wachten.
6. Het is soms louche.
De opvang van ons zoontje zat naast een louche sexshop. Dat vonden wij toen hilarisch, maar ik zag hem later niet op zijn fietsje door de buurt rijden.
7. In de stad zijn tramrails.
Elke stadsbewoner kent het gevaar van de combi tramrails-fiets. Ook ik fietste altijd zorgvuldig in een hoek van negentig graden over de rails. Tot die ene dag. Het regende en ik moest uitwijken voor een vrachtauto die stond te lossen op het fietspad. Mijn wiel bleef steken in de rails, ik werd gelanceerd en ik brak mijn arm. Best onhandig als je je baby (toen zeven maanden oud) acht weken lang niet mag tillen!
Het mag duidelijk zijn: het was een verademing dat we konden verhuizen naar een dorpje buiten Rotterdam. En het grappige is: nu vind ik het heerlijk om naar Rotterdam te gaan. Ik geniet voor een paar uur van die bruisende sfeer. En dan ga ik weer lekker naar ons groene rustige huis.