Anders krijg je een kutkind
Laats kwam een van mijn beste vriendinnetjes eten. Mijn dochtertje vroeg om een flesje melk. Maar het was bijna etenstijd en ik wilde niet dat ze haar maaltijd zou laten staan vanwege een volle melkbuik. Toen ze erom bleef vragen liep ik naar de keuken en maakte een flesje melk.
Mijn vriendin zei: “Kaar, je zei net dat ze het niet mocht en nu geef je het haar toch!”. Ik keek een beetje beteuterd en zei “Ja, maar ik vind het zo moeilijk om nee te zeggen”. Waarop mijn vriendin zei “Nou, dat moet je wel leren hoor, anders krijg je een kutkind.”
Lees ook: Kutmoeder
Betreffende vriendin is al vijftien jaar een van de belangrijkste mensen in mijn leven en haar eerlijkheid is een van de dingen die ik zo in haar waardeer. Ze is ontzettend dol op mijn dochter. Dus ik weet dat haar opmerking niet gemeen was bedoeld. Maar wel heel duidelijk: grenzen aangeven moet in de opvoeding. Anders lopen zowel jij als je kind later tegen een hoop problemen aan.
Ik vind dat dus lastig, dat gedoe met grenzen. Ik vond dat de eerste zeventwintig jaar van mijn leven al ingewikkeld: al die mensen, situaties en gebeurtenissen die mijn grenzen overgingen en waar ik niet zo goed een halt aan toe kon roepen. Maar dat was niks vergeleken met wat een kind doet met je grenzen!
Ten eerste fysiek: je groeit volledig uit je voegen tijdens de zwangerschap. Vervolgens worden je grenzen met betrekking tot pijn en gêne compleet weggevaagd tijdens de bevalling. Daarna is je kindje er en is er die grenzeloze liefde en geluk. Die ook gepaard gaat met een vrij grenzeloze angst (want wat als dit mooiste geluk je wordt afgenomen!). En dan komen de slapeloze nachten en de borstvoedingsmarathons. Die gaan over in maaltijden die over de vloer worden uitgeveegd en de zoveelste dreumes-breakdown.
Kortom: als je een kind krijgt wordt er voortdurend een beroep gedaan op je grenzen. Zowel fysiek, als mentaal, als emotioneel. Zowel zwaar als gelukzalig. Zowel heftig als prachtig.
Lees ook: “Je krijgt er zoveel voor terug!”
Ik zou het niet willen missen. Het moederschap is het mooiste wat mij ooit is overkomen. Maar ik ben dus wel die moeder die rustig zestien keer op een dag borstvoeding gaf, hele nachten wakker bleef om buikkrampjes op te vangen en er ’s nachts ieder uur uit ging om een huilend kind te troosten. Die dagen zijn nu voorbij. Maar ik ben nog steeds best wel grenzeloos. Dat zie ik ook wel.
En door mijn opleiding weet ik “helaas” het een en ander over ontwikkelingspsychologie, dus ik wéét hoe retebelangrijk het is om grenzen aan te bieden. In het zorgende stukje kwam ik er nog mee weg. Maar nu ik echt moet gaan opvoeden kom ik er niet meer onderuit. Ik zal ‘nee’ moeten leren zeggen. Standvastig moeten zijn. Mij niet bij de eerste de beste snik moeten laten overhalen. Er oké mee moeten zijn met het feit dat mijn dochter mij dan voor even helemaal niet meer leuk vindt. En vertrouwen dat mijn grens een goede grens is, voor haar en voor mij. Want wie wil er nou een kutkind (zijn)?
Bron beeld: Pixabay