Mijn probleemkind…
Mijn zoon was een makkelijke baby en een vrolijke peuter.
Hij ligt iedere dag stipt om half 8 op bed, eet zijn bordje leeg en maakt gemakkelijk vrienden. Kortom: een heerlijk kind. Ik mag niet klagen! Maar op school? Daar klagen ze des te meer. Ze vinden hem ‘een probleemkind’.
Toen hij iets meer dan twee jaar geleden naar de basisschool ging, voorzag ik geen problemen. Oké, misschien een beetje omdat hij een wiebelkontje is.
Een echte knul! Zo zouden de meeste hem wel omschrijven. Hij is een ‘geval’ apart. Geen doorsnee kind en dit is iets waar ik zelf heel erg trots op ben.
Hij beweegt graag en heeft die beweging ook nodig.
Hij is leergierig, creatief en zingt en danst met alle plezier van de wereld.
Hij is uitbundig en enthousiast. Hij is spontaan en kletst tegen alles en iedereen.
Het is een kind wat iedere dag met een huppeltje de klas binnen ging.
En dat doet hij nog steeds. Al drie schooljaren lang. In de kleuterklas welteverstaan, want zijn wiebeligheid zorgde ervoor dat hij nog een jaartje op ‘oude stekje’ plekje bleef.
Al drie schooljaren is hij vrolijk en gaat het goed. Maar ieder jaar verandert dit halverwege. Want tegen die tijd is de klas ineens een stuk groter geworden. Zo groot dat de kring iedere hoek van de klas bedekt. Soms moeten er zelfs stoeltjes in het midden. Gewoon, omdat er geen plek meer is. Vanaf dat moment ontstaat er een probleem, want er is letterlijk, maar ook figuurlijk geen ruimte meer.
Geen ruimte in de klas, maar ook geen ruimte meer voor een ‘geval apart’ zoals mijn kind.
En vanaf dat moment slaat hij dus 180 graden om! Dan is hij driftig, dwars en chagrijnig. Dan is school stom en haal ik aan het einde van de dag steevast een slecht gehumeurd kind op van het plein.
Er is elke dag wel iets van ruzie en de keren dat ik op het matje ben geroepen omtrent zijn gedrag? Ik kan het sinds december niet eens meer tellen!
Ze vragen zich af wat er ‘mis met hem is’. Waarom hij zo doet en waarom hij zo plotseling niet meer te corrigeren is. Ze maken zich zorgen, want hij moet dadelijk naar groep 3. Waar de klas maar liefst uit 38 (!) leerlingen zal bestaan.
Een klas waarin iedere vierkante meter zal zijn bedekt met tafeltjes. Waar dus wederom nauwelijks ruimte is. Nauwelijks ruimte om al die kinderen kwijt te kunnen, maar zeker weinig ruimte voor ‘gevalletjes apart’. Zoals hij.
Hij moet in de maat. Hij moet stilzitten en niet uit de pas lopen!
Iets wat menig kind sowieso wel eens doet. Net zoals menig kind grenzen opzoekt en deze zal proberen te overschrijden. Iets wat hem steeds beter lukt omdat er behalve weinig plek; ook een stuk minder aandacht voor individuele kinderen is. En laten we realistisch blijven: zelfs ik als moeder van twee, heb wel eens handen en ogen te kort. Laat staan wat één leerkracht tegenover 30 (!) zal missen. Dit maakt ‘moeilijk’ een understatement.
Zeker als je jezelf bedenkt dat er geen meer is voor ‘moeilijk’.
In een klas bestaande uit 30 (of meer) kinderen. In klassen waar een minimum aan verbonden zit maar geen maximum. Op scholen waar met moeite (vervangende) leerkrachten gevonden worden als dit nodig is. Laat staan dat er de mogelijkheid is voor een broodnodige extra paar ogen in een overvolle klas.
Dus moet mijn zoon snel een gemiddelde leerling worden. Stil en bedeesd. In de pas en zoals ‘de rest’. Zo snel mogelijk. Want kennelijk is niet- gemiddeld zijn een probleem. De kinderen zijn een probleem…
Hij is het probleem!
En niet het feit dat er door deze manier van massa-onderwijs geen plek meer is voor het feit dat echt geen enkel kind hetzelfde is. Hoe krom is dat?